Ferme meiden, stoere knapen

Eerder gepubliceerd als column in Playboy #04/2017

Het kabinet wil dat de dienstplicht vanaf volgend jaar ook voor vrouwen geldt, las ik in de zaterdagkrant met een hoofd nog duf van de vrijdagmiddagborrel. Ik nam een slok espresso, wreef in mijn ogen en las het bericht nog een keer. Was dit weer van dat nepnieuws waar Donald Trump mij voor had gewaarschuwd?

Ik las het stukje voor de derde keer. Nee, het leek echt waar. True story. 'Het is vooral een symbolische maatregel,' stond erbij, 'want de opkomstplicht is al sinds 1997 opgeschort.'

Hoe moet dat gaan met vrouwen in dienst? Ik stelde me voor dat elke oorlog een paar uur te laat zou beginnen omdat sommige vrouwelijke soldaten vinden dat hun camouflage-uniform niet goed bij hun huid kleurt en ze hun nieuwe wikkelrok willen dragen, ook omdat het zo warm is in die woestijn. Of oorlogen zouden zelfs worden afgelast omdat de vrouwen het conflict gaan uitpraten in plaats van de wapens te laten spreken. Weinig bloed zou er vloeien, maar muntthee des te meer.

Daarna dacht ik terug aan mijn militaire dienstkeuring. Toen ik de keuringsoproep kreeg, wist ik al van mijn oudere broer dat hij zich steendood had verveeld in dienst - het enige wat hij er heeft gedaan is huzarenslaatjes eten. Hoewel ik dol ben op huzarenslaatjes, had ik totaal geen zin om in dienst te gaan. Daarom dronk ik de avond voor de keuring een flink aantal Duvels, in de hoop te worden afgekeurd wegens Belgische urine.

De volgende ochtend reisde ik met mooi weer naar een lelijk militair gebouw in Groningen. Ik plaste in een potje, liet mijn knieën bekloppen met een hamertje en kreeg piepjes te horen op een enorme koptelefoon die waarschijnlijk nog dienst had gedaan in de Eerste Wereldoorlog. Ook mijn Geheime Deel werd door de keuringsarts uitgebreid bekeken. Ik liet het allemaal maar gebeuren, in de hoop te worden afgekeurd wegens te groot geschapen zijn.

Toen mijn rug voor inspectie aan de beurt was, speelde ik een extra troef uit: ik ging zo lamzakkerig staan als ik maar kon, met een bochel waar de klokkenluider van de Notre Dame zo'n groot minderwaardigheidscomplex van zou krijgen dat hij zich meteen van de Notre Dame zou werpen.

'Ziet u dan niet dat ik een bochel heb?' vroeg ik de arts. 'Dit gaat toch te fur?' (Taalkundig was ik mijn tijd ver vooruit.)
'Dat is geen bochel, dat is luiheid,' zei hij. Ik kon weer inrukken.

Daarna was het tijd voor de lunch: sneden brood met kaas, worst, een kroket en verdomme nergens een huzarenslaatje te bekennen. Hoewel we toch met (bijna-)mannen onder elkaar waren, werd er weinig gepraat, laat staan gelachen. Al was er één overenthousiaste, Dik Trom-achtige jongen die van iedereen zijn geboortedatum wilde weten en elke keer 'Alweer iemand uit 1971!' uitriep. Ik neem aan dat hij bij de intelligentietest laag heeft gescoord.

Mijn score daarentegen was bijna buitenaards hoog, meldde een legerfunctionaris mij aan het eind van de dag. Helaas had ik op de test 'Praktisch inzicht' dan weer praktisch een nul gehaald, maar daar was volgens hem wel een legergroene mouw aan te passen. Hij sloot af met het noemen van een aantal legeronderdelen met bij elk onderdeel de vraag of het me wat leek. 'Nee,' zei ik een keer of zes.
'Wil je eigenlijk wel in dienst?' vroeg hij tenslotte.
'Nee,' antwoordde ik.
Einduitslag: goedgekeurd.

Uiteindelijk heb ik - ondanks mijn intelligentie - zo lang over mijn studie gedaan dat ik niet meer in dienst hoefde. Nou ja, als ze mij al wilden hebben in het leger, kunnen vrouwen er ook wel in.

<< Vorige column | Volgende column >>



[ Maar wat is het? ]