Mijn slanke, harde jongensbillen

Eerder gepubliceerd als column in Playboy #01/2018

In deze tijd waarin gevraagde en ongevraagde bekentenissen ons elke dag overspoelen, wil ik ook iets opbiechten.

Nee, geen #MeToo-verhaal - de enige manier waarop mijn naam misschien ooit in die discussie zal opduiken, is in boze tweets van vrouwen die hebben geprobeerd mij te versieren terwijl ik dat niet doorhad of belangrijker zaken aan mijn hoofd had. Zoals het meisje dat mij op zaterdagavond 18 juni 1994 in mijn bil kneep tijdens een concert van de Urban Dance Squad in de Grote Zaal van de Oosterpoort in Groningen (feiten zijn in dit soort zaken van het grootste belang. Het was mijn rechterbil en ik droeg een zwarte spijkerbroek van het merk Levi's, prijs: fl. 129,95, en ik paste toen nog in maat 29, dus het is niet zo vreemd dat ze haar lust niet kon bedwingen toen ze de vorm van mijn slanke, harde jongensbillen zag). Elke dag vrees ik een boze opiniebijdrage van haar in de krant aan te treffen: 'Hij draaide zich om, keek me aan met een blik die het midden hield tussen verbazing en angst, en richtte zich weer op het podium. Ik heb me nog nooit zo vernederd gevoeld. Wat heeft die Tres Manos dat ik niet heb?'

Enniewee, wat ik wil opbiechten: ik kan geen fietsband plakken. Normale mensen leren dat in hun jeugd, maar wanneer ik vroeger een lekke band had, werd die geplakt door mijn oude vader (die toen nog verrassend jong was), terwijl ik op mijn kamer lp's van Elvis Presley, AC/DC en Duran Duran draaide en alle verzamelbundels van Simon Carmiggelt las, omdat ik later dj en columnist wilde worden. Dat is me allebei gelukt, maar ik heb er een hoge prijs voor moeten betalen. Nee, niet de leverschade door het alcoholgebruik dat bij beide beroepen hoort, maar het geld dat ik de afgelopen bijna 30 jaar heb uitgegeven bij talloze fietsenmakers aan bandenplakkerij en andere reparaties.

Zoals eigenaren van autogarages precies doorhebben aan welk dom vrouwtje (v/m) ze tweehonderd euro kunnen vragen voor het vervangen van de benzinedop, zo hebben mijn fietsenmakers volgens mij precies door aan welk dom mannetje (m/v) ze twaalfhonderd euro kunnen vragen voor het poetsen van een spaak.

Ik had ooit een fietsenmaker die me wanneer ik mijn fiets met een lekke band kwam brengen elke keer een uurtje later opbelde met de mededeling dat er zowel een nieuwe binnen- als buitenband op moest, omdat de schade niet meer te plakken was. 'Ik raad u een buitenband aan die niet lek kan gaan, meneer. Iets duurder, maar ook veel beter.' Dan zei ik ja, oké, prima, een mens kan toch niet zonder fiets, en realiseerde me na het telefoongesprek pas dat ik van deze fietsenmaker vorige keer ook al een buitenband had gekregen die niet lek kon gaan.

Vroeger had ik een vriendin die mijn band plakte. Terwijl zij buiten op de stoep in de weer was met een emmer water, mijn binnenband en dat mysterieuze spul dat solutie heet, kookte ik binnen een heerlijke maaltijd, want dat is dan weer mijn vaardigheid. Maar ja, tegenwoordig woont ze honderd kilometer verderop en is ze getrouwd met iemand die ongetwijfeld heel goed banden kan plakken.

Over feiten gesproken: ik heb net uitgerekend hoeveel geld ik in totaal naar fietsenmakers heb gebracht, en van dat bedrag kan ik zeker vier gloednieuwe VanMoof-fietsen met acht versnellingen kopen. Ik ga nu even een stukje fietsen om dit en andere dingen te verwerken, bij nader inzien een flink stuk, net zolang tot ik weer in maat 29 pas. Nu maar hopen dat ik niet lek rijd.

<< Vorige column | Volgende column >>



[ Maar wat is het? ]