Spareribs met friet en drie sausjes

Eerder gepubliceerd als column in Playboy #07/2016

Mijn vriendin heeft ongeveer elk jaar een nieuwe beste vriendin die de beste vriendin is die ze ooit heeft gehad. En die van vorig jaar dan? vraag ik soms. O, die is so last year, die ziet ze nooit meer. Of het is een frenemy geworden, een woord dat ik moest opzoeken op Wikipedia toen ik het voor het eerst hoorde, maar dat in het dagelijks spraakgebruik van vrouwen net zo normaal is als black bastard onder mannen.

Zelf heb ik al jarenlang dezelfde vriendengroep, aangevuld met wat loslopend wild: vrienden die ik soms maandenlang niet zie, maar met wie ik als we elkaar dan eindelijk weer eens treffen het gesprek voortzet alsof we elkaar gisteren nog hebben ontmoet, want daar ben je vrienden voor. Toch?

In het derde jaar van mijn studie ging ik elke vrijdagmiddag om een uur of drie met een groepje studiegenoten bier drinken in het café. We waren altijd met dezelfde vier jongens, zaten altijd in hetzelfde café en tegen etenstijd wipten we even over naar altijd hetzelfde eetcafé, een paar deuren verderop, voor spareribs met friet en drie sausjes.

Op een vrijdagmiddag in de lente kwam ik iets te laat binnen en zag dat er een nieuwe jongen bij onze groep aan het vaste tafeltje zat. Hij leek op Jeff Buckley, hield zijn lange zwarte regenjas de hele middag en avond aan en rookte blauwe Gauloises die hij niet met zijn vingers uit het pakje haalde, maar met zijn lippen. Een vriend van Rob, dacht ik.

Op de juiste momenten vertelde de nieuwe jongen een anekdote of maakte een grap, als het zijn beurt was haalde hij een rondje en hij werd niet noemenswaardig dronken van de moessonachtige hoeveelheden bier die we wegwerkten. En dan wist hij ook nog belachelijk veel van muziek. (Dit was in de nineties, lang voordat iedereen een smartphone met Wikipedia bij zich had, een tijd toen 'ergens veel vanaf weten' een eigenschap was die a) handig was en 2) bewondering wekte in gezelschap.)

De volgende vrijdagmiddag was Jeff Buckley er weer en de vrijdagmiddag daarna ook en toen de daaropvolgende week mijn verjaardag naderde, vroeg ik me af of ik onze nieuwe vriend moest uitnodigen voor het bescheiden feestje in mijn studentenkamer van twee bij anderhalve meter. Ik besloot dat ik hem vrijdagmiddag zou vragen.

Maar die vrijdagmiddag was hij er niet.

Toen hij tegen de avond nog steeds niet was komen opdagen, vroeg ik aan Rob waar zijn vriend met de regenjas bleef. 'Weet ik veel,' zei hij, 'dat is toch jouw vriend, Sjoerd?' We keken allebei naar Sjoerd. 'Neu,' zei Sjoerd, 'volgens mij is hij toen met Rudy meegekomen.' Rudy stond een paar meter verderop bij de bar te bestellen, maar omdat het niet al te druk was, kon hij het gesprek toch nog volgen. Langs twee wittewijndrinkende meisjes heen wees hij naar mij en riep: 'Ik dacht dat het een vriend van jou was!'

Nadat Rudy terug was gekomen met vier bier (kosten: acht gulden) hieven we allemaal ons glas en namen een gepaste stilte in acht van zeker anderhalve seconde. Ik vond dat ik iets moest zeggen. 'Op, eh... Ja... Hoe heette hij eigenlijk?' vroeg ik, terwijl mijn bierglas in de lucht steeds zwaarder begon aan te voelen. Weer een stilte, want er was niemand die het wist. We hebben nog twee jaar op vrijdagmiddag in datzelfde café geborreld, maar de jongen met de lange zwarte regenjas hebben we nooit meer gezien.

Misschien was hij wel de beste vriend die we ooit hebben gehad.

<< Vorige column | Volgende column >>



[ Maar wat is het? ]