Een T-shirt van SpongeBob

Eerder gepubliceerd als column in Playboy #03/2024

Het was niet zo slim om mijn MacBook Air op een licht hellend vlak op twee meter hoog in mijn woonkamer te zetten en daarna weg te lopen met een podcast op mijn oren. Terwijl ik in de keuken stond, hoorde ik een klap, dwars door mijn noisecancelling-headphone heen. Ik liep snel terug naar de woonkamer en zag mijn MacBook Air in een onnatuurlijke houding op de grond liggen, een denkbeeldige plas bloed om hem heen.

Vloekend om mijn eigen domheid raapte ik hem op en ging ermee op de bank zitten. Het scherm deed het nog. Zou het ding de val hebben overleefd? Ik bewoog mijn wijsvinger over de trackpad. Het pijltje op het scherm bewoog niet mee. Ik drukte op wat toetsen - niks. Ik hield de aan/uit-toets tien seconden ingedrukt - ook niks. Toen ik het oplaadstekkertje inplugde, begon het apparaat te blazen als een boze kat. De MacBook Air was bijna dood, luidde de diagnose van knappe dokter Robert.

Om Brainpower maar eens te parafraseren: de stress was vet als boterletters. Ik heb mijn stokoude pc waar ik dagelijks op werk, maar mijn MacBook Air is onmisbaar als hulpmiddel voor sites die het op mijn pc niet meer doen of programma's waarvoor hij te traag is. De MacBook Air is in de vierenhalf jaar dat ik hem ken bovendien een goede vriend geworden. In mijn universum zijn apparaten en andere dingen bezield - cultuurwetenschappers noemen dat animisme (niet te verwarren met antisemitisme). Daarom is mijn leven zo zwaar, ik moet van elk kapot apparaat of ander ding afscheid nemen zoals reguliere mensen dat doen van een overleden geliefde.

Op mijn pc googelde ik 'Knappe dokter die mijn MacBook Air beter kan maken' en hoera, er was een instituut op zeven minuten fietsen dat zich over hem kon ontfermen. Zes minuten later stond ik in het steriele gebouw. Mannen en vrouwen in witte jassen zaten achter de balie MacBooks en telefoons te opereren, boven mijn hoofd klonken oproepen. Een knappe dokter inspecteerde mijn MacBook Air en zei op serieuze toon dat een ingreep noodzakelijk was. Toen hij mijn computer opborg, viel zijn jas open en zag ik een T-shirt van SpongeBob.

Op de terugweg kocht ik bij de Albert Heijn vijftig plastic bekertjes. Thuis zette ik in mijn halletje vier eettafelstoelen netjes op een rij. Op de linker van de stoelen zat ik de hele avond plastic bekertjes koffie te drinken en oude Panorama's te lezen, zoals ik dat kende uit Amerikaanse tv-series waarin de charismatische hoofdpersoon in het ziekenhuis belandt na een val van twee meter hoog en zijn gezinsleden zitten te wachten op de uitslag van de operatie.
'Hij slaapt vannacht niet thuis,' sms'te ik mijn vriendin, met een bedroefde smiley. 'Morgen hoor ik meer.'
'Je hebt het over je laptop toch?' sms'te ze terug.

Tegen half zes 's ochtends pakte ik een dekentje, schoof de stoelen strak tegen elkaar aan en ging erop liggen slapen. Om 11.36 ging mijn telefoon: het was de dokter met het SpongeBob-shirt. Met gedragen stem meldde hij dat de operatie was... geslaagd. Ik kon mijn computer ophalen voor een bedragje waarvan je nog geen week zorgverzekering kunt betalen.

Van twaalf A4'tjes en een touwtje maakte ik een slinger met de tekst WELKOM THUIS! die ik op mijn voordeur hing. Ik fietste heen en weer, ging op de bank zitten, klapte mijn MacBook Air open, voerde het wachtwoord in en zag het Spotify-scherm waar het apparaat was gebleven tijdens de val. Juichend drukte ik op play. De podcast ging verder - er was nieuws over het hondje van Lil' Kleine.

<< Vorige column | Volgende column >>



[ Maar wat is het? ]