[ Gezellig winkelen! ]


Vreemd genoeg wordt er in de vakliteratuur over depressies nooit aandacht geschonken aan de invloed die het bezoek aan een supermarkt kan hebben op het triggeren van bepaalde symptomen die met dit ziektebeeld verbonden zijn. Is er bijvoorbeeld ooit wel eens een onderzoek gehouden naar de verschillen in invloed op je stemming van een bezoek aan de Albert Heijn of aan de BONI? Dacht het niet. Laat ik die zware en verantwoordelijke taak dan maar eens op mij nemen. Ik ga u vertellen hoe een bezoekje aan laatstgenoemde winkel (om wat specifieker te zijn: een vestiging daarvan in het Utrechtse stadje U.) het serotonine-gehalte in mijn hersenen liet dalen tot een schrikbarend laag niveau.

Bij mijn binnenkomst in dit door gezellige TL-buizen verlichte pand werd een ding al meteen duidelijk: de bijzonder lelijke bevolking van deze supermarkt vormde geen goede reclame voor de mensheid. (En dan liep ik er ook nog tussen!) Natuurlijk wil ik niet zo ver gaan om te zeggen dat ik in mijn BONI alleen maar supermodellen in smaakvolle, perfect zittende kledij wil tegenkomen, maar Hallo! Dit was wel weer het andere uiterste van het spectrum der goede smaak wat ik vanochtend aantrof! Er zijn overigens mensen die zeggen hun levenspartner in de supermarkt ontmoet te hebben. Hier ga ik nu niet verder op in, werk deze gedachte zelf maar uit.

Bij het kopiëerapparaat (iedere zichzelf respecterende supermarkt heeft er een) stonden twee vrouwen, die zo uit een boek van Bordewijk leken te zijn weggelopen. Blokhoofden, betonnen kapsels, huiden van gelooid leer (als er nu toch eens een cowboy binnen zou stappen!) en de enige manier van communicatie die ze kenden was keihard schreeuwen. Hun stemmen leken verdacht veel op die van de zanger van Type O-Negative, een bandje waar we overigens weinig meer van horen de laatste tijd.

Zolang ze alleen maar met elkaar praatten viel het nog mee, maar hel en verdoemenis, je kon er op wachten: het kopiëerapparaat ging stuk en deze tegenslag werd door de twee roofdieren met een luid gebrul verwerkt.

Vol afschuw verwijderde ik mij van dit schouwspel, liep tussen de bakken met verlepte en dorre groenten door (met van die schoolborden ernaast waarop stond geschreven: 'Verlepte! en! dorre! groenten! Nu! f. 1,79!) en belandde tussen de zuivel en ondefinieerbare bakjes en pakjes.

Nog meer knipperend TL-licht, het leek wel of ik in een film van David Lynch terecht was gekomen. In plastic voorverpakte vissen keken mij glazig aan. Ik keek uiterst beheerst terug. In dit gedeelte was het rustig, maar het was meer de rust van een kerkhof op een mistige avond dan die van een zomerse bloemenweide zonder mensen in de omtrek. Af en toe liep er iemand voorbij die zonder uitzondering nog minder levensvreugde uitstraalde dan een kapotte gloeilamp. 'Zou er ooit een goddelijk lekkere maaltijd klaargemaakt worden met het spul dat op deze plek door deze mensen gekocht wordt? Een maaltijd waar bijvoorbeeld een liefdespaar dat oprecht van elkaar houdt uitgebreid van gaat genieten, waarna ze zich overgeven aan ongeremde sex?' vroeg ik mij wanhopig af, terwijl ik behendig een stelling met soepblikken ontweek.

Het personeel, herkenbaar aan hun flets-blauwe uniformen, wekte de indruk dat ze zich liever stante pede in de gehaktmolen van de BONI-slagerij zou werpen dan nog een dag langer hier in dit voorportaal van de hel te moeten vertoeven. Praktische zaken (zoals het betalen van de huur) weerhielden hen klaarblijkelijk van dit streven, want het leek wel of er steeds meer van die mensen in uniform voorbij liepen in plaats van minder. Vijf minuten was ik hier pas, maar de zinloosheid van het leven kwam hier zo rauw aan de oppervlakte dat ik steeds langzamer begon te lopen en niks meer wilde kopen, alsof dat wat aan de situatie zou kunnen veranderen.

Waarom was ik dan ook niet naar die gezellige Albert Heijn even verderop gegaan? Was dit alles die 200 meter minder lopen waard? Het was duidelijk: snel weg van hier, om Urbanus maar eens te citeren. Ik greep mezelf en daarna mijn boodschappen bij elkaar en liep (links en rechts wat zombies passerend) naar de kassa. Na het afrekenen moest ik langs het inmiddels gerepareerde kopiëerapparaat naar de uitgang. Ik wierp een slinkse blik naar links om een glimp op te vangen van hetgeen de twee monsters daar aan het vermenigvuldigen waren. Verbeeldde ik het mij, of stond er op een van de papieren in grote letters geschreven: De hel, dat zijn de anderen? Ik besloot dat ik het mij verbeeldde en liep snel door de schuifdeuren naar buiten, de andere wereld in. De zon scheen en er liep een leuk meisje langs dat lief naar mij glimlachte.



[ Maar wat is het? ]