Niemand begrijpt je Behalve veel doden zal de coronacrisis ook veel debuutromans opleveren. En veel frustraties, want alle literaire debutanten denken dat hun leven compleet gaat veranderen als hun magnum opus is verschenen. Om een geestelijke-gezondheidscrisis te voorkomen, dempt ervaringsdeskundige Robert van Eijden alvast de verwachtingen. Dit essay is eerder gepubliceerd in Playboy #05/2021. Leestijd inclusief deze zin: ongeveer zeven minuten (iets korter als je net drie espresso's hebt gedronken) Het is tijdens een koortsdroom op dag zeven van je coronaquarantaine dat je in een flits doorkrijgt wat het thema van je debuutroman moet worden. De achterflaptekst zie je al voor je: De Corona-conclusie is een wervelende roman over een succesvolle reisjournaliste die wegens een wereldwijde virusuitbraak alleen thuis komt te zitten in haar Amsterdamse appartementje. Om de eenzaamheid te verdrijven, haalt ze een Syrische asielzoeker in huis. Maar als na drie maanden blijkt dat hij stiekem een komische reisreportage over zijn verblijf bijhoudt voor de veelgelezen website van een Syrische krant, is het appartement niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk te klein. Vol goede moed open je het Word-bestand 'Roman.doc' dat je vier jaar geleden hebt aangemaakt en drie jaar en 51 weken geleden voor het laatst hebt gewijzigd. Tijdgebrek is nu geen excuus meer. Je schenkt een glas rode wijn in en begint het verhaal om te werken. In de spiegel neem je soms alvast de pose aan voor de foto op de achterkant van je boek, net als de duizenden andere midlife-mannen, huismoeders en millennials die op hetzelfde moment aan het typen zijn aan hun debuutroman. Dankzij wat leesfragmenten op je coronablog en een paar puntig geformuleerde tweets waarvan er een wordt geretweet door een bijna-bekende schrijver die weleens in Amsterdam komt, krijg je contact met een echte uitgeverij. Je tekent een contract en ontvangt een niet-terugvorderbaar voorschot van 1.500 euro en een redactrice (m/v/x) die je gaat begeleiden. Een ontwerpbureau ontwerpt een cover, een fotograaf komt langs om de auteursfoto te maken (gelukkig heb je de pose vaak geoefend) en je wordt gevraagd om de achterflaptekst te schrijven terwijl je pas op twee derde van je manuscript bent en nog niet eens weet hoe het verhaal precies eindigt. Een paar weken later staat je boek ineens op Bol.com, dat wil zeggen: de cover, de achterflaptekst (die inmiddels nog maar half klopt omdat je je verhaal alweer hebt omgegooid) en het vettestressverwekkende regeltje Nog niet beschikbaar, verschijnt op 10-11-2021. Dat hopen we dan maar, denk je grimmig. Het zal je niet verbazen: drank helpt (alle goede schrijvers drinken). Over drank gesproken. Het is vier maanden later, de coronacrisis is soort van voorbij en je debuutroman komt uit. Er is een presentatie in een café. Er wordt veel gedronken, vooral door jou. Als schrijver heb je meestal vrienden van het soort dat een lekker biertje niet uit de weg gaat, dus de rekening loopt snel op (als het meezit, betaalt de uitgeverij een flink gedeelte). Net als vlak voor je achttiende verjaardag, je trouwdag of dat megasupergrote oudejaarsfeest op een jacht waarvoor je kaarten hebt gekocht van 225 euro, denk je dat de presentatie van je debuutroman de mooiste dag van je leven wordt. Dat wordt het niet. Het wordt een onoverzichtelijke XL-borrel waarbij je niet alleen vóór, maar ook tíjdens het evenement nog van alles aan het regelen bent. Verder moet je tientallen boeken signeren en verwachten de kopers dat je er een persoonlijke boodschap bij schrijft, of een rijmpje met hun naam terwijl je - ongemakkelijk! - vergeten bent hoe hij/zij heet. En als je het wel weet, kun je geen rijmwoord vinden voor Van Meckelenburg. Een paar dagen later is de officiële datum dat je boek in de winkels ligt. Nee, ook dit is niet de mooiste dag van je leven. Als een zoutzak zit je in je eentje (alle goede schrijvers zijn solitaire types) op YouTube naar drie uur durende concerten van Genesis uit de jaren zeventig te kijken omdat je niet weet wat je anders moet doen en het nog te vroeg is voor drank. Misschien word je gebeld door een medewerker van een radioprogramma of krant voor een kort interview - dat leidt lekker af. Dan gebeurt er iets raars/leuks: tussen twee uur en half drie in de middag krijg je een stuk of tien mailtjes van vrienden, kennissen en familieleden met ruwweg dezelfde tekst: 'Hé, ik krijg net een pakketje van Bol.com in de bus en het is jouw boek! Ziet er mooi uit hoor, wat een werk moet dat geweest zijn! Hij gaat op de stapel voor de zomervakantie!' Shit, denk je, die-en-die vage kennis gaat mijn boek lezen, als hij er maar niet achterkomt dat ik zijn anekdote over hoe hij toen zijn baas erin luisde met een Oekraïense hoer heb gebruikt voor mijn hoofdpersonage dat trouwens verdacht veel op die-en-die vage kennis zelf lijkt. En zal mijn ex-vriendin Janneke Peerenboom zichzelf herkennen in Tineke Appelboom, dat uitgesproken bitchy bijpersonage met nauwelijks verholen nazisympathieën en dito genitale wratten? Daar had je dan maar eerder aan moeten denken. Of eigenlijk niet, want dan had je niet zo'n goed boek geschreven. De weken nadat je debuutroman is verschenen zijn het tegenovergestelde van wat je je had voorgesteld toen je in quarantaine op je gedesinfecteerde toetsenbord zat te hameren als een Hemingway. Het is geen roze wolk, het is een zwart gat. Het laatste jaar draaide je wereld volledig om je boek, daarom begrijp je nu niet dat niet de hele wereld om je boek draait. Als een literaire zombie dwaal je met je nieuwe Borsalino-hoed op door de stad en gaat hier en daar een boekwinkel binnen om zo onopvallend mogelijk het stapeltje van je boeken te verplaatsen van de tafel Net verschenen naar de tafel Top tien. Weer thuis lees je voor de tweede keer die dag het hele internet uit, op zoek naar recensies, en voor de tweede keer die dag vind je niets. Het is maar goed dat je alleen woont, anders was je nu overgegaan tot huiselijk geweld. Het houdt niet op, niet vanzelf. Je leest het hele internet voor de derde keer uit. Je maakt Google Alerts aan op je boektitel, voornaam, achternaam, naam van je kat (alle goede schrijvers hebben een kat) en Janneke Peerenboom. 's Nachts lig je niet meer wakker van de vragen wat het leven voor zin heeft en waarom niemand je begrijpt, maar van veel belangrijker kwesties. Zoals: waarom hadden niet alle grote kranten de dag na verschijning van je boek een recensie? Ze hebben toch een recensie-exemplaar gekregen? Waarom opent het achtuurjournaal niet met een item over je boek? Waarom verschijnt er geen 32 pagina's tellende special bij The New York Times geheel gewijd aan the new Dutch writer whose novel is a disruptive game changer that will set the book world completely on its head? Opstaan en een glas whisky drinken helpt - bijna niet meer. Als je boek niet roemloos verdwijnt tussen de tientallen Nederlandse literaire debuten die er elk jaar worden gelanceerd, verschijnen na een paar weken alsnog de eerste recensies in kranten en op websites. Waar je ooit wakker van lag, blijkt dan nog waar te zijn ook: niemand begrijpt je. Sommige recensenten hebben het onbelangrijkste deel uit je boek gepakt, een paar alinea's die voornamelijk als doel hebben iets uit te leggen of wat lucht te brengen in het verhaal, en hangen daar hun hele recensie aan op. Ze schrijven je naam verkeerd (terwijl die toch op de voorkant staat), ze schrijven je geboortejaar verkeerd (terwijl dat toch op de achterkant staat) en ze schrijven je boektitel verkeerd (laat maar). Al je thema's, dwarsverbanden en vertelstructuren zijn niet gezien, zeg maar gerust: onopgemerkt gebleven. Dan stuit je online op een recensie van iemand die je boek volledig begrijpt, en daarmee ook jou. Misschien is er toch een god, denk je, en waarschijnlijk lijkt hij op Harry Mulisch. Helaas blijkt die schaarse vakkundige recensie die al je thema's, dwarsverbanden en vertelstructuren opmerkt en becomplimenteert afkomstig van een parttime autistische boekenwurm annex fulltime zolderkamerbewoner met een weblog dat dertien bezoekers per maand trekt - in een drukke maand misschien vijftien. Je stuurt hem een vriendelijk bedankmailtje waar hij zo van schrikt dat hij nooit antwoordt. Eind april krijg je een papieren brief van je uitgeverij met een hoop cijfertjes: de royalty's. Waarschijnlijk heb je een stuk of 500 boeken verkocht, soms meer, meestal minder, maar laten we het gezellig houden. Daarmee heb je dan 500*1,99 euro (tien procent van de verkoopprijs) verdiend, ofwel 995 euro. 'Jeuj!' twitter je, 'De eerste royalty's van mijn boek komen eraan! #thewritinglife'. Fout. Net als de grote rockbands uit de seventies die een miljoen dollar voorschot kregen voor het opnemen van een nieuwe lp op Montserrat, moet je dat voorschot eerst terugverdienen voordat je royalty's krijgt uitbetaald. En net als die grote rockbands kom je daar pas achter als het product is verschenen en je voorschot is opgegaan aan drank & drugs & Oekraïense hoeren (m/v/x). De corona-conclusie: je hebt 1.500 euro verdiend met een jaar lang drie dagen per week zes uur per dag schrijven & schrappen (die andere vier dagen waren voor je reguliere werk). Tijdens de vrijmibo in het café raak je aan de praat met wat pakmannen die op hun Samsung Galaxy S21 Ultra 5G ongevraagd voor je uitrekenen wat je per uur hebt verdiend met je boek. Het onthutsende antwoord: 1,60 euro. En daar moet de belasting dan nog vanaf, meldt een andere pakman. Ze maken wat grappen over het zwarte uurtarief van hun dito schoonmaakster dat 8,40 euro hoger ligt en lachen je uit met hun perfecte witte gebitten, behalve die ene pakman die niet durft te vertellen dat hij zelf ook wel een roman zou willen schrijven maar de juiste app daarvoor niet kan vinden op zijn Samsung Galaxy S21 Ultra 5G. Hoe weet ik dit allemaal? Omdat ik zes jaar geleden mijn debuutroman heb uitgebracht bij een echte uitgeverij en bovenstaande voor een gedeelte zelf heb meegemaakt. Ik prijs mezelf gelukkig dat ik van nature al zo somber ben dat het 'zwarte gat na publicatie van je debuutroman'-syndroom nauwelijks een deukje in mijn geestelijke gezondheid kon slaan. Sterker nog: twee jaar later vond ik de kracht om een tweede roman te schrijven. Van de feestelijke presentatie van dat tweede boek herinner ik me vooral het curieuze feit dat de rekening van het café slechts 2,20 euro verschilde van die van de presentatie van mijn eerste boek. Ook weet ik nog dat er te weinig boeken beschikbaar waren voor het aantal kopers zodat er reeds tíjdens de presentatie een levendige handel ontstond in tweedehandsexemplaren, een unicum in de geschiedenis van de Nederlandse literatuur. Wat heeft het allemaal voor zin? vroeg ik me de volgende middag af terwijl ik mijn kater verzachtte met twee espresso's, en ook: waar doe je het allemaal voor? Toen ik bij de derde espresso door mijn eigen boek bladerde en ontroerd raakte door een zeldzaam goed geschreven passage over het leven zelf en wat daar allemaal bij komt kijken, wist ik het antwoord: je doet het voor die regenachtige dinsdagmiddag wanneer je ineens 'het onzegbare' weet te verwoorden in een paar trefzekere regels. Even lijkt het of je handen worden bestuurd door Harry Mulisch. Even voel je je erudieter, aantrekkelijker en succesvoller dan Tommy Wieringa, Susan Smit en Rien Poortvliet bij elkaar. Het is de mooiste dag van je leven en hij gaat voorbij zonder dat je weet dat het de mooiste dag van je leven is. Als dat geen prachtig thema is voor je volgende roman. [ Maar wat is het? ] |