[ Ieder z'n trein ]


De intercity die mij naar het Utrechtse stadje U. zou gaan brengen reed twintig minuten te laat station Z. binnen. Het was zaterdagavond, mistig, koud en eenzaam en het perron van station Z. is lang, heel erg lang. Zelfs zo lang, dat de NS overweegt er nog een paar kilometer tegels bij aan te bouwen, zodat het bij een vertraging van meer dan anderhalf uur de moeite loont om naar het volgende station te lòpen. Maar dit terzijde.

De omroeper, die met moeite verstaanbaar was door het apocalyptische geluid van de binnenkomende trein, sprak het volgende uiterst mysterieuze bericht uit: 'De intercity uit Groningen die door zal gaan als intercity naar Rotterdam en Den Haag, zal binnenkomen met een vertraging van twintig minuten en vertrekken met een vertraging van vijftien minuten.'
Terwijl ik mijzelf vervloekte (vervloekt, hel en duivel, dat werk) voor het feit dat ik mijn geodriehoek niet bij me had (al twaalf jaar niet meer) om deze bewering te onderzoeken, stapte ik in. Verbeeldde ik het mij of zag ik even het bord aan de zijkant van de trein van Rotterdam CS veranderen in Hoog Catharijne en weer terug? Ik besloot dat ik het mij verbeeld had, onder invloed als ik was van de grote hoeveelheden vlierbessenthee die ik te Z. had gedronken.

Nadat ik mijn runderlederenjas had opgehangen aan het haakje en mij had geïnstalleerd tussen tas en gitaar kwam er een oud omaatje aanschuifelen door het gangpad. Zuchtend en steunend zette ze haar bejaardentasje neer op de stoel tegenover mij en ging er zelf naast zitten.

Ik haalde mijn discman tevoorschijn en zocht in mijn tas tussen de zelfgebrande Philips en Sony-schijfjes naar Being there van Wilco. Ah! Gevonden! Ik deed het zilveren schijfje (citaat Willem Duys) in het apparaat en drukte op play. Luidkeels brulde ik het eerste couplet van het eerste nummer mee:

When you're back in your old neighborhood.
The cigarettes taste so good.
But you're so misunderstood.
You're so misunderstood.
There's something there that you can't find.
Honest when you're tellin' a lie.
You hurt her but you don't know why.
You love her but you don't know why.
Short on long-term goals.
There's a party there that we oughtta go to.
Do you still love rock and roll?
Do you still love rock and roll?
'

Een vaag gevoel van onbehagen maakte zich van mij meester. Kwam het door de tekst van Wilco? Het Tl-licht in de trein knipperde even. Opeens tikte het omaatje mij op mijn been. Ze keek me vragend aan. Ik peuterde het koptelefoontje uit mijn beide oorschelpen en schonk de grijze (de grijzen! ze zijn onder ons!) vrouw de geriatrische versie van een van mijn legendarische gastvrije blikken.

'Dat zijn van die nieuwe Cd's die jij hebt, of niet,' vroeg ze met een stem die klonk als het geluid van een krakeling die doorgebeten werd terwijl er een 78-toerenplaat op de achtergrond draaide. 'Daar heb ik over gelezen in de krant!' Ze was waarschijnlijk erg trots op zichzelf dat zij dit wist en 99% van haar leeftijdsgenoten niet.

'Eh... ja, dat klopt,' zei ik. 'Deze kun je zelf opnemen. Van de ene naar de andere CD, zeg maar.' Ik blonk waarachtig niet uit in duidelijkheid, die avond.

'Handig hoor! Is dat moeilijk, dat kopiëren? Je hebt er al heel veel zie ik,' vervolgde ze met de vreemde opgewektheid die sommige bejaarden eigen is.

'Mwoah, nee, het is niet zo moeilijk.' Ik deed mijn koptelefoontje weer in ten teken dat deze chitchatsessie wat mij betreft ten einde was. Het eerste nummer was aan het eindigen in een orgie van lawaai. Terwijl ik naar de neuzelige stem van Jeff Tweedy luisterde en mijn gedachten teruggingen naar het Wilco-concert in de Melkweg vorig jaar, pakte het omaatje een GSM-telefoon uit haar tas en drukte wat cijfers in. Toe maar weer, dacht ik. Oma's met een GSM. Is er dan helemaal niets meer heilig?

Door het gebeuk van de gitaren in mijn oor kon ik niet helemaal horen wat ze zei tijdens het korte gesprek dat ze voerde. Iets van: 'Ik heb er weer een. Minstens tien, ja. Doe maar twee man, hij ziet er sterk uit.' Voorwaar geen gesprek dat je met je kleinkinderen voert. Tenzij ze in Colombia woonden en Escobar heten van hun achternaam, dacht ik gevat. Ging dit over mij? Ik werd een beetje onrustig.

Met piepende banden (?) reed de intercity Utrecht CS binnen. Alles ging opeens heel snel: twee conducteurs kwamen het treinstel binnen, de ene pakte mij beet en de andere mijn tas. Ze sleurden me naar buiten, ik was te verrast om iets te doen (maar anders!). Pas op het perron zag ik dat het geen echte conducteurs waren: ze hadden geen snor en bovendien stond er geen NS-logo op hun uniformen. De grootste van de twee, een bijzonder lelijke vent met een kop zoals die van de gozer die aan het einde van Platoon toch nog jammerlijk wordt neergeschoten, keek me vorsend (moeilijk woord!) aan. In een flits zag ik dat er op de linkerborstzak van de man 'BUMA' stond. BurgerMan, dacht ik nog, maar toen ik op zijn rechterborstzak 'STEMRA' zag staan wist ik genoeg.

De ander had inmiddels de gebrande Cd's uit mijn tas gehaald en hield ze triomfantelijk omhoog. Hij ging wat zeggen. 'U wordt aangehouden wegens het in bezit hebben van illegaal gekopieerde Cd's. Gaan we even mee naar het bureau?'

Mijn antwoord interesseerde ze blijkbaar niet zoveel, want ik werd geboeid en vooruit geduwd door de lelijkste van de twee nepconducteurs. Vanuit mijn ooghoeken zag ik hoe het omaatje een hi-five maakte met de andere nepconducteur.

We gingen de roltrap op, door de hal van Utrecht CS en Oh Nee! Daar gulpte de poort van Hoog Catharijne al, als de bek van een groot en allesvretend monster. Ik werd mee naar binnen gesleurd, onder het grote videoscherm met de maandverbandreclame door, die voor de gelegenheid niet gepaard ging met een zeurende vrouwenstem maar met de soundtrack van King Kong.

Vanwege het late tijdstip waren er geen winkelende mensen meer, alleen wat junks die apathisch toekeken naar het schouwspel dat zich voor hun ogen ontrolde. We gingen wat lange gangen door, ik strompelde en viel steeds bijna. Ineens sloegen we af naar rechts en opende de nepconducteur met een grote loper een deur tussen een parfumwinkel en een schoenenzaak. Hij duwde me een duistere ruimte in. Ik viel een trap af, verzwikte mijn enkel en belandde op een koude stenen vloer. De deur sloeg achter mij dicht met een holle klap, zoals dat gaat in dit soort verhalen.

In het licht van mijn Camel-aansteker zag ik dat ik in een soort middeleeuwse kerker was beland. Water druppelde in kleine straaltjes van de eeuwenoude muren. Waar was ik hier beland? Een iets te realistisch ingerichte winkel voor AD&D-ers? Een gedeelte van kasteel Vredenburg dat de slopershamer van de jaren zeventig en alle hamers daarvoor had overleefd? Vanuit het vertrek naast mij hoorde ik een geluid dat leek op het draaien van een groot houten wiel en het constante geschreeuw van iemand die zo te horen heftig aan het lijden was. 'Ik heb geen MP3-bestanden!' schreeuwde hij steeds. Het klonk wanhopig. 'Echt niet! Ik zweer het op het graf van mijn moeder!' Een ander schreeuwde steeds dezelfde zinnen. Hij leek op de rand van hysterie. 'Niks zeg ik! Horen jullie? Niks!'

De deur van mijn verblijfplaats ging open. Een strook licht viel naar binnen. Ik hoorde vaag muzak uit de gang komen en herkende het silhouet van de lelijkerd. 'Gaat u even mee naar hiernaast voor een korte ondervraging?' Hij sprak op een graftoon die uitstekend bij zijn kop paste.

In blinde paniek probeerde ik keihard te schreeuwen, maar er kwam geen geluid meer uit mijn keel. Alleen in mijn eigen hoofd hoorde ik de schreeuw, die luid en onontkoombaar was, als een sirene op een meter afstand. Het leek wel of het geluid nooit zou wegsterven.



[ Maar wat is het? ]