De vreugde van samen tuinierenEerder gepubliceerd als column in Playboy #10/2024Elf jaar geleden kreeg mijn vriendin het idee om zich in te schrijven voor een volkstuin op een volkstuinencomplex bij haar in de buurt. 'Dat heeft weinig nut,' zei ik. 'De wachttijd voor zoiets is toch meer dan tien jaar?' Ze scrolde door de website van de volkstuinvereniging. 'Gemiddeld elf jaar,' zei ze. 'Ik ga me inschrijven. Als het meezit heb ik al over een jaar of zeven een tuin, net op tijd voor de corona.' (Hier slaan we even elf jaar over.) Een paar maanden geleden kreeg mijn vriendin een tuin toegewezen. Op een zonnige, warme dag ging ik vorige maand voor het eerst met haar mee om met mijn plattelandskennersblik de boel te inspecteren en eventueel wat specialistische boerenarbeid te verrichten. Mijn vriendin was de afgelopen tijd bezig geweest met het zaaien van bosui, rabarber, aardbeien, frambozen en aardappels. Ik zag meteen dat de tuin er groen bij lag. 'De tuin ligt er groen bij,' zei ik dan ook. Mijn vriendin wees naar een plantje dat nietsvermoedend stond te groeien. 'Wil jij het onkruid uit de grond trekken?' vroeg ze. Ik werd zo stijf als een tuinhark en zette mijn gezicht in een geshockeerde stand. Mijn vriendin vroeg: 'Wat is er?' 'Onkruid,' zei ik. 'Hallo. Dat woord gebruiken we niet meer.' 'Nee?' 'Nee. Onkruid is een plant als alle planten. Net zoals alle mensen mensen zijn.' Ik boog voorover, aaide de groene sprieten en ging weer rechtop staan. 'Onkruid... Je noemt mensen van kleur toch ook geen onmensen?' 'Hoe moet ik onkr... Hoe moet ik het dan noemen?' 'Nou, gewoon zoals het heet. Wat is dit voor plant?' 'Heermoes.' 'Dan noem je het dus heermoes.' 'Oké.' We stonden een paar seconden naar de heermoes te kijken tot mijn vriendin zei: 'Wil jij dan de heermoes uit de grond trekken?' 'Nee,' zei ik, 'die heermoes heeft toch ook het recht om hier te groeien? Dat is toch het hele idee van een volkstuin, dat er dingen in groeien? Voor het volk?' Ik spreidde mijn armen en riep: 'LAAT HONDERD BLOEMEN BLOEIEN!' Ik had toch mijn zonnehoed op moeten doen, dacht ik. Er werd besloten dat ik de heg ging knippen. Vorige week was mijn vriendin op vakantie en moest ik naar haar volkstuin om de planten water te geven. Bij een oude, piepende waterpomp op het midden van het terrein vulde ik een gieter. Het pompen viel niet mee met mijn bureaulichaam, de zon brandde alweer in mijn nek en ik moest denken aan die Roosvicee-reclame uit de vroege eighties, met dat schattige kleine meisje dat naar een waterpomp fietst en aan haar moeder vraagt: 'Mag ik pompen?' Dat meisje is nu een grijze, gerimpelde vrouw van middelbare leeftijd - het enige wat er nog pompt in haar leven is de insulinepomp, vanwege de diabetes die ze heeft opgelopen van al die Roosvicee. Waar het volkstuinencomplex de vorige keer gezellig druk was, was ik nu de enige aanwezige tuinder. Ik wist wel waarom: volgens Buienradar zou het straks enorm gaan onweren. Omdat het slechts lichtbewolkt was en ik Buienradar steeds minder vertrouw sinds de overname ervan door RTL op 1 april (!) 2011, was ik toch gaan bewateren. Wie is hier nou de tuinder, Buienradar of ik? Gieter na gieter vulde ik terwijl de lucht donkerder en donkerder werd. Met mijn plattelandskennersblik keek ik af en toe omhoog en schatte dat het onweer ongeveer twintig kilometer oostwaarts aan de volkstuin voorbij zou trekken. Mijn laatste gieter leegde ik over de heermoes en dertien minuten later was ik thuis, net voordat er een enorm onweer losbarstte. << Vorige column | Volgende column >> [ Maar wat is het? ] |