Taxichauffeurs hebben het ook niet makkelijk

Eerder gepubliceerd als column in Playboy #03/2025

Sinds ik met volle dj-bepakking van mijn fiets ben gevallen, reis ik per taxi naar mijn dj-klussen. Het zou een keer tijd worden - geen stukjesschrijver kan immers zonder gesprekken met taxichauffeurs.

Buitenlandcorrespondenten die lange 'sfeerreportages' maken voor de krant openen hun artikel graag met een taxichauffeur, om de stem van het volk te laten horen. Daarna volgt een gewichtig bedoelde politieke analyse en aan het eind komt de taxichauffeur weer aan het woord: Sergej lacht cynisch, een lach die overgaat in een hoestbui. Al rijdend steekt hij een sigaret op. 'Ik moet het allemaal nog zien,' bromt hij in het typische dialect van zijn geboortestreek. 'De hoge heren denken voornamelijk aan zichzelf. We hebben in ons land een spreekwoord: met mooie woorden kun je geen boterham beleggen.' Of Sergej gelijk krijgt? De toekomst zal het uitwijzen, een toekomst net zo onzeker als de houdbaarheidsdatum van zijn snel wegroestende auto.

Taxichauffeurs hebben het ook niet makkelijk. De voorlaatste taxichauffeur die ik trof, vertelde mij het existentiële taxichauffeurprobleem: hij wordt door mensen gebeld, rijdt naar het adres en dan gaan die mensen eerst uitgebreid afscheid nemen van iedereen op het feestje, alle knuffelbeesten van hun kind verzamelen, de hele zooi in de taxi laden, erachter komen dat één knuffel ontbreekt, terug het huis in, de knuffel vinden, opnieuw afscheid nemen en dan instappen. Inmiddels zijn er vijftien minuten verstreken en hyperventileert de chauffeur harder dan zijn airconditioning.

Ik legde de chauffeur uit dat er op taxigebied twee soorten mensen bestaan: de mensen die na het bellen van een taxi hun eigen plan trekken zonder rekening te houden met de taxichauffeur of wie dan ook, en het andere soort, de Robert-nuggets. Ongeveer een halve seconde na het bellen van een taxi doe ik mijn schoenen aan, trek mijn jas aan, sjouw mijn platentas (die ik de vorige avond al heb ingepakt) twee portiektrappen af en zet hem bij de brievenbussen, loop omhoog, sjouw mijn cd-koffer (die ik ook de vorige avond al heb ingepakt) de trappen af, sjouw alles naar de stoeprand, zet het esthetisch gezien allemaal een beetje leuk neer en ga ernaast staan, ook een beetje leuk.

Taxipassagiers hebben het ook niet makkelijk. De laatste keer dat ik een taxi belde, stopte er tien minuten later een aftandse auto zonder taxilogo erop voor mijn stoep. Een figuur achter het stuur wenkte mij de wagen binnen. Ik noemde mijn stamcafé en het adres, maar daar had hij allebei nog nooit van gehoord en hij had ook geen navigatiesysteem. Of ik wilde zeggen hoe hij moest rijden? Moeizaam volgden we de enige route die ik ken, mijn fietsroute, waardoor we de laatste 750 meter tegen het verkeer in reden. 'Is gevaarlijk,' zei de taxichauffeur.
'Valt wel mee,' zei ik, 'ik heb dit al tweeduizend keer gedaan'. Ik voelde me alsof ik in een ver & avontuurlijk buitenland was, en dat zonder op vakantie te gaan. Eat that, Shoestring.

Op de eindbestemming noemde de chauffeur de ritprijs: twintig euro. 'Twintig euro?' vroeg ik. Het bedrag leek me wat overdreven voor een route korter dan de normale. Mijn ogen zochten naar de taximeter. Die was er niet. Wat nu?
'De prijs van een rit is twintig euro. Wollah,' bromde de chauffeur in het typische dialect van zijn geboortestreek. Pinnen kon niet. Ik gaf hem een briefje van 20 uit mijn noodvoorraad oorlogsgeld en overwoog mijn dj-naam te veranderen in DJ Olaf Koens. Of ik volgende maand weer bij deze man instap? De toekomst zal het uitwijzen, een toekomst net zo onzeker als de houdbaarheidsdatum van zijn snel wegroestende auto.

<< Vorige column



[ Maar wat is het? ]